prouweln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: prouwseln (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), prouwsen (Zuidwest-Drenthe)

  1. met lange tanden eten

    Wat lig ij toch te prouweln, ij moet opschieten met het eten (Sleen)

    Die prouwselt nog mit zien èten (Ruinen)

    miepen, prieweln, prumeln

    Zie ook:
  2. onduidelijk praten(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hij prouwelt zo arg, ik kan hum nauwelijks verstaon (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...