Spellingvarianten als bij: puil
kuieren
Laow daor mar ies even hen puilen, daor is vaste wat te doende (Ruinerwold)
Wat kwamen die beide der mooi anpuideln (Ekehaar)
Puieln is hiel sloom lopen (Exlo)
zeulen, moeizaam lopen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Ik heb de hiele tied deur de modder lopen te puilen (Nijeveen)
Met een vol karbies lopen te puilen (Rolde)