puilen II onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe

Spellingvarianten als bij: puil

  1. kuieren

    Laow daor mar ies even hen puilen, daor is vaste wat te doende (Ruinerwold)

    Wat kwamen die beide der mooi anpuideln (Ekehaar)

    Puieln is hiel sloom lopen (Exlo)

    Zie ook:
  2. zeulen, moeizaam lopen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ik heb de hiele tied deur de modder lopen te puilen (Nijeveen)

    Met een vol karbies lopen te puilen (Rolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...