pul -len, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: pulle (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. kan, kruik, drinkgerei

    Ik wil even een pulle drinken mithebben (Klazienaveen)

    Zet die pulle mit thee mar in de sloot, dan blif ze kold (Ruinerwold)

    Bie de pompe stund altied een pulle (Roswinkel)

    Een pulle mit warm water op berre veur de vouten (Barger Compascuum)

    De boeren namen 's zommers een blauwe pul met kaolde thee of koffie met hen het laand (Beilen)

    tuit

    Zie ook:
  2. bierpul

    Bier drinkt ze oet pullen (Padhuis)

    Zie ook:
  3. melkbus(Zuidwest-Drenthe)

    Hij zette de pullen in de fietskarre en trapte zachiesan op huus an (Hoogeveen)

    Ie mut het lid van de pulle wat wieder indrukken (Broekhuizen)

    Zie ook:
  4. vaas

    Wat hej mooie bloemen in die pulle staon (Dwingelo)

    Op kasten stunden vaak pullegies en op de schörstien bekers (Sleen)

    Zie ook:
  5. zak

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...