Ook: röttig, rötterig, rott(er)ig) (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)
rot
Die balke is zo rot, daor
mut neug een neie onder (Ruinerwold)
Het is zo röt as een
mispel (Padhuis)
as een pere (Barger Oosterveld)
Deur die vörst zit er een koppel röt in de eerpels
slecht
Het is een rotte tied veur iederiene (Diever)
dom
Hij is niet rot, hij wet aoveral wel van of (Ruinen)
Niet van de rotten zijn
röttig