ransel I -s, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe
  1. ransel

    De soldaoten haren de raansel op de rug (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. Die hef wel wat in de raansel

    Zie ook:
  3. lichaam(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hie hef een pak op zien ransel had (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...