rappeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: rappen (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. rammelen, ratelen

    Die prat, het rappelt er of (Weerdinge)

    Het waeter kookt, ik heure het lid rappeln (Diever)

    Het hagelde det het rappelde (Hoogeveen)

    Die bakstien rappelt

    De klompe van oes jong rappelt, daor mot een baandtie um zet worden (Beilen)

    Het sneide dat het rapte (Sleen)

    As olde kaaie birst, dan rappelt heur de klonen

    rabbeln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...