ratel I -s, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: raotel (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), raetel (Zuidwest-Drenthe Noord), ratelaar (Zuidwest-Drenthe)

  1. ratelaar, Rhinantus

    Wij hebt aordig ratel in de rogge zitten (Sleen)

    Legelaands heui was vaeke rommel met raetel, robol, olde witten, saebels etc. (Dwingelo)

    Wij mur die ratelaars kwiet, het giet ten koste van het grös (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...