rebullie de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: rebulie (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), rebellie (Zuidoost-Drenthe), rambulie

  1. rebellie, oproer

    Bij die man in de klas was het aaid rebellie (Sleen)

    As ze al die bezunigings deurvoert, dan komp er rebullie (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. herrie, lawaai

    Die hebt aordig rebullie mit mekaer, ze waren flink an het vechten (Dwingelo)

    Maak daor toch niet zo'n rebullie van (Emmen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...