rechts bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. rechts

    Daor muj rechts anholden, mor det wis zuk vanzulf (Ruinerwold)

    Dat kind schrif gewoon rechts (Klazienaveen)

    Je moet rechts fietsen

    Ie moet rechts van het kanaol blieven (Barger Compascuum)

    Van hoes oet bint ze nogal rechts

    Ik kwaam van rechts en haar veurrang (Roden)

    Kiek is naor rechts; daor lop L. in bikini (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...