redenriek bijvoeglijk naamwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. met veel praatjes

    Wat e har, weet ik niet, mor hie was niet slim redenriek (Sleen)

    Hij was nogal redenriek, net of e een borrel op haar (Eelde)

    Die man is redenriek, die kan de woorden wel vienden (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...