reiziger -s, de

Spellingvarianten als bij: reizen

  1. reiziger

    Der zaten veul raizigers in de traain (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  2. vertegenwoordiger

    De reizigers liepen de deure plat bij die zake (Meppel)

    Hij is raaiziger in male kuren (Roderwolde)

    malle figuren

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...