report -en, het

Ook: rapport

  1. rapport

    Dat kind har een goed report, het is over (Sleen)

    Zie ook:
  2. melding

    Daor mus rapport van opmaokt worden (Schoonlo)

    Hij hef daoraover al report uut ebracht (Hoogeveen)

    De politie hef toch mar rapport opmaakt

    Ie moet op het report komen

    Zie ook:
  3. zitting van de commandant

    Hij kwam in dienst nogal ies op rapport (Broekhuizen)

    Jaan mus op het report kommen; hie was te laot in hoes (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...