Ook: ribbeschier
van een paard of koe, waarvan men de ribben niet kan zien, zonder dat het vet is
Dat is een mooi peerd, het zöt er gooud oet, het is ribschier (Eext)
Oes opa zee altied: dat peerd is nog man net ribschier (Roswinkel)
schoon, als resutaat van niet teveel werk(Midden-Drenthe)
Wij maokt de sloot, ...de weg ribschier (Gasselte)