riezig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe

Ook: raaizig (Kop van Drenthe), rijzig

  1. rijzig

    Wat hef die kerel een riezig postuur (De Wijk)

    Hie is zölf maor klein, maor hie hef een grote, rijzige vrouw (Borger)

    Hij was een raaizige kerel (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...