rippereren overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. Var. eerste element als bij

    ripperao(t)sie

    IJ moet die wagen even veur mij rippereren, ik heb hum neudig (Sleen)

    Ik zal mien fiets even repereren (Roden)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...