ritvliege de
  1. soort vlieg, paardenvlieg

    Ritvliegen zit mienst in het gres, as dat een beetien lang wordt; de biest zint er slim bang veur (Emmen)

    Aj een ritvleig op de peerden kregen, waj niet jaorig (Een)

    Hij is zo rad as een ritvleig om muddewinter

    Zie ook:
  2. Hie hef een ritvliege under de staart

    Zie ook:
  3. iem. die niet stil kan zitten(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Die ritvleig is nooit in hoes

    Wat bi'j toch een ritvlege, zit toch ies stille (Diever)

    ritwagen, rittelkont

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...