robbelig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

Ook: robbig

  1. , gezegd van ijs (vk)hobbelig, oneffen

    Wat is dat stuk ies toch robbelig; door kuj niet op scheuveln (Valthermond)

    As zwienen knobbelziekte hebt, dan bint ze zo robbelig op de hoed

    Ik heb daor robbelig vel an het bien (Erica)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...