roegbek de
  1. iem. die grof in de mond is

    Het is een roegbek, mar hie hef een hart van gold (Stieltjeskanaal)

    Dat is wel zo'n roegbek, je moet je haost schaomen daj er met op pad gaot (Drouwen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...