roegeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: roegen (Midden-Drenthe), roegen II

  1. (in grote hoeveelheden) vallen

    De proemen roegelt van de bomen (Broekhuizen)

    Het zaod roegelt er oet, wij moet een klied tussen de bult en de wagen leggen (Sleen)

    De tun roegelt oet mekaor

    Het behang leut los en de kalk roegelde der aachter langes (Wapse)

    Zie ook:
  2. lawaai maken(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ie kunden de vogels heuren roegeln onder de pannen (Nieuw Amsterdam)

    Zie ook:
  3. slordig afwerken(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Daor bennen ze gauw even overhen roegeld (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...