roenen overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe
  1. castreren

    De veearts mut dat hengstvul nog roenen (Nieuw Amsterdam)

    Zij haar heur viefde kind kregen en toen zee heur moe: Zie mussen die kerel roenen (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...