rood II bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)
  1. rood

    Wat is de lucht mooi rood (Coevorden)

    Zij hebt daor van die rooie tulpen ien de tuun staon (Hoogeveen)

    De kachel is glunig rood (Sleen)

    Een ro weerschien van de zun

    Zo rood as een kreeft (Hoogeveen)

    as bloed (Coevorden)

    vuur (Eext)

    een beit (Norg)

    een kraal (Ekehaar)

    Bron: J.H. Bergmans-Beins Zie ook:
  2. politiek links

    Die kerel is zo rood as een vos (Sleen)

    Zie ook:
  3. rood

    Dat wicht hef rood hoor (Barger Oosterveld)

    Een rooie vuurtoren haar rood haor (Roderwolde)

    IJ hebt geel koper en rood koper (Zwiggelte)

    Zie ook:
  4. rood als teken van tochtigheid(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het zwien beert, het is zo rood as de bliksem (Nieuw Schoonebeek)

    hij hef het vasel al wat rood (Ruinerwold)

    Rood haor en elzenholt wordt op slechte grond verbouwd (Padhuis)

    Beter rood haor op goeie grond as zwaart haor op een ezelskont (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...