Spellingvarianten als bij: roon
persoon, die rooit
Bij het eerappelrooien hadden ie een rooier en een zuker; de rooier mus de eerappels uutrooien en de (Geesbrug)
Vrogger was de rooier een persoon, nou is het een mesiene (Erica)
rooimachine
De rooier steeit aachter de trekker, wij gaot hen het laand (Eext)