rozinnig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidwest-Drenthe

Ook: rouwzinnig

  1. kwaad

    Daor is hij geweldig rouwzinnig over dat dat gebeurd is (Pesse)

    Aj rozinnig in de kop bint, dan stiet oe de musse niet (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. uitgelaten

    Die kinder bint zo rozinnig, wij kriegt vaste slecht weer (Hoogeveen)

    Hij was rozinnig van bliedschap (Noordscheschut)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...