rusch -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: rus II, rusche (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), rusk (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), ruske (Veenkoloniën), rus (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. bies van de familie der Juncaceae

    De maegies mèuken een kraanse van russen (Diever)

    Ik mot ruschen maaien um der stoulen mit te matten (Barger Compascuum)

    Eerder dekten ze ok mit ruschen

    Hij bon de bonen vaast met een rusk (Roderwolde)

    Ik bin zo kaold as een ruske (Valthermond)

    Hie trilde as een ruske

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...