sappen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. soppen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het hef zo regend, het sapt mij in de klompen (Emmen)

    soppen

    Zie ook:
  2. sappig worden van hout(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    De sapsiepen begunt al flink te sappen, de huppen wilt al haoste lus laoten (De Wijk)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...