schörselig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: schurselig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), schorselig (Kop van Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), schorserig (Zuidwest-Drenthe Zuid), sch-ss...

  1. licht bevroren

    Het hef vannacht wat evreuren, de grond is hielemaol schorselig (Nijeveen)

    de schötteldoek lig schösselig op de taofel (Ruinerwold)

    Het gres is wat schörselig (Oosterhesselen)

    schrosselig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...