schöttel -s, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe

Ook: schöddel (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), schuddel (Veenkoloniën), schuttel (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), schörrel (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. etensbord, schotel

    Wij bint met zes man; zet mor zes schöttels op taofel (Sleen)

    Het koppie en het schötteltie waren ongeliek (Diever)

    Vrogger keerden ze het koppien umme in het schötteltien

    Ze kregen 's middags goud wat op schöttel

    Ik lus nog wel een schöttel bonesoep (Een)

    Vrouger aten ze van schöddels en nou van borden (Emmer Erfscheidenveen)

    De schöttels op de bossem

    Hij et hum zat van een lege schöttel

    Zie ook:
  2. schaal(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Gooi de erpels maor op de schöttel (Dwingelo)

    Zie ook:
  3. onbehouwen vlegel(Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het was een schöttel van een vent (Roswinkel)

    In aandermans schöttel is het aaltied vet (Nieuw Amsterdam)

    teller

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...