schaamper I -s, de
  1. schuurplek(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Ze hef een hele schaamper an de naarm (Wapse)

    Zie ook:
  2. dun plakje(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wij kregen bij die gierige boer maor een heel dun schaampertie keze op brood (Elim)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...