schacht -en, de, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: schachte (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. schacht

    Een deipe schacht (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. deel van het weefgetouw(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Um het aander moej de schachten umhoog trappen (Sleen)

    Zie ook:
  3. leren bovenstuk van de laarsklomp(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hie hef de schachten tot an de lies (Eext)

    De schacht van de stevelklompen mus ie elke zundag insmeren mit maonenvet, anders begunden ze te lek (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  4. deel, aandeel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...