schandalig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

Spellingvarianten als bij: schandaal

  1. schandalig

    Het is toch schandaolig dat dat allemaol kan (Drouwen)

    wat ze daor daon hebt (Geesbrug)

    Wat loop ie der schandalig bij, trekt toch ies een fersoenlijke jurk an (Hollandscheveld)

    Wij bint vannacht schandaolig laot in hoes kommen (Borger)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...