schansè'ren overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: schende'ren (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), schense'ren (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. beschadigen

    Pas non op daj die goeie boks niet drekt schenseert (Oosterhesselen)

    Kiek non toch ies an, non hej het schansèerd (Sleen)

    De koppies op de mark bint haost altied een beetie schendeerd (Ruinerwold)

    Ze haar de heile kop schanseerd (Roderwolde)

    schandaliseren

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...