schaol I -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: schaal (Zuidoost-Drenthe), schaole (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), schale (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. schaal

    Pak de schale mit melk èven uut de kelder (Elim)

    Wij doen 's zundags de eerappels in de schale (Coevorden)

    Ze gung met de schaol rond

    Hij dut altied een cent in de schale

    Zie ook:
  2. weegschaal

    Ik bin gister nog op de schaal west, maor ik bin niks ofvallen (Borger)

    Ze bint zo zunig en sekuur, alles mot op de schaol (Eexterveen)

    Zie ook:
  3. dop

    Der zit een dikke schale um dat ei (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...