schattern onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: schaetern (Zuidwest-Drenthe Noord), schatern (Midden-Drenthe), schottern (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), schottern II

  1. schateren

    Hij schaeterde het uut van het lachen (Dwingelo)

    Het jonkie kun niet tegen kielen, het schatterde het oet (Eext)

    Zie ook:
  2. kwetteren van vogels

    Heur die aksters ies schattern, der zal wel een katte in de buurte wezen (Ruinerwold)

    De koekoek schatert (Barger Oosterveld)

    schettern

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...