Ook: sch(a)aiding (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), schaaiden (Veenkoloniën)
het scheiden
Die bint met de scheiding nog niet klaor
Hij hef de scheiding (in het haor) mooi recht (Dwingelo)
Ze ligt in scheiding
Is de scheiding al oetspreuken? (Oosterhesselen)
grens
Wij hebt de garage op de scheiding staon (Ekehaar)
Ik bin wied genog uut de schaaiden, ik heb recht om hier bomen te poten (Tweede Exloërmond)
scheid