scheiding -s, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: sch(a)aiding (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), schaaiden (Veenkoloniën)

  1. het scheiden

    Die bint met de scheiding nog niet klaor

    Hij hef de scheiding (in het haor) mooi recht (Dwingelo)

    Ze ligt in scheiding

    Is de scheiding al oetspreuken? (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. grens

    Wij hebt de garage op de scheiding staon (Ekehaar)

    Ik bin wied genog uut de schaaiden, ik heb recht om hier bomen te poten (Tweede Exloërmond)

    scheid

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...