scheling -s, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: scheel II, scheel (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. kwaal, ziekte, ongesteldheid

    Die jong is niet stark, hie hef nogal ies vaak wat scheling (Oosterhesselen)

    Hij hef scheel, hij kan nich kommen (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. mankement

    Wij hebt scheling an de auto (Rolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...