schellig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. scheef, schots

    Het veurrad zat er hielemaole schellig in (Havelte)

    Het is allemaol even scheef en schellig (Hijken)

    Die koppies bint schellig

    Ie meut gien schellige ogen maken

    L. is jao schellig

    schel III, scheluw

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...