schepen I overgankelijk, werkwoord, zwak Bron: A. Dening
  1. per schip afleveren, ook nog gezegd als het met een auto gebeurt

    Oes volk hef vandage gien tied, zie meut eerappels schepen (Barger Oosterveld)

    Wij mut an

    het èerappels mennen, want wij kunt gauw schepen (Hollandscheveld)

    Vrouger lag praom hier veur in de vaort om eerappels te schepen (Zuidlaren)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...