Ook: schèren (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)
scheren
Sommige mannen hebt zo'n dikke baord, die mugt heur wal twie keer daags scheren (Buinen)
Schaopen, die net escheuren bint, daor hej gien pak an
Dat is eknipt en eschèuren
knippen
Ik moer even de balkens schèren
Ie mut de hegge mooi liek schèren (Noordscheschut)
Zie moet mij het haor nog schèren (Sleen)
Zij scheert alles over ein kam (Barger Oosterveld)
rakelings langs iets gaan
Die vogel scheerde mij vlak over de kop (Erica)
De zwalvies scheert over het water (Oosterhesselen)
Een steentie over het water scheren (Pesse)
kiskassen
zich zwevend voortbewegen
Wat scheert die reiger der mooi over (Sleen)
gaan(Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Wij scheert binnendeur um de weg wat te bekorten (Hollandscheveld)
Wij scheert in de richt