schering I -s, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: schèring (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. schering bij het weven

    Ik mut de schèring nog opzetten (Hoogeveen)

    De schering is de horizontaole draod (Norg)

    Van twee stuk vlassen schèring en tien stukkies wollen inslag weeft hie een vrouwlurok

    Bij het knippen van een rok moej goed op de schering letten (Zwiggelte)

    Bron: H. Tiesing Zie ook:
  2. Inbreken is tegenwoordig schering en inslag

    Zie ook:
  3. draad, getrokken om een rechte omheining te krijgen(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Even een schering trekken (Eexterveen)

    Zie ook:
  4. sleuden ze eerst een paar paolen op de hoeken en trökken daor een draod tussen; dat was de schering (Weerdinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...