schetterig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: schieterig (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), schijterig (Zuidwest-Drenthe Zuid), schitterig (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), schittig (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. aan de diarree

    Oeze biggen bint wat schetterig (Schoonebeek)

    Hij hef zuk schittig eten in de neie eerappels (Barger Compascuum)

    Een schieterig schaop (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...