scheut -en, de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: scheute (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. scheut

    Doe mij der nog mar een scheut melk bij in (Klazienaveen)

    De brij worde in water ekaokt en dan der een scheut pullemelk in (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. pijnscheut

    Hij kreeg een scheut in de rug (Eelde)

    Zie ook:
  3. spruit van een plant

    Der komp nog een neie scheut an die plant (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  4. rukwind

    Der kwam een scheut wind, de platen rabbelden op de schuur (Sleen)

    De wind kwam aal bij scheuten van opzied

    Zie ook:
  5. groei(Midden-Drenthe)

    Eerst wol het neet mit det kiend, mar nou zit er scheut in (Ruinen)

    Dat kind, daor zit niks gien scheut in, dat blif een dwargien (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...