scheutig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. royaal

    As opa non maor een beetie scheutig is met de centen, kan ik mij een neie fiets kopen (Drouwen)

    Zie ook:
  2. rijzig, opgeschoten(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Ik har hum een tied niet zien; het is een flinke, scheutige vent ewörden (Ruinerwold)

    IJ hadden van die mooie scheutige ploegen

    fietsen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...