Ook: schijterd
bangerik
Dat jonggie duurt niks, dat is wel zo'n schieterd (Hooghalen)
Het is toch zo'n schieterd in duuster (Drouwen)
schiethoos
armetierig beest
Dat is gien best kaalf, het is mor een schieterd (Eext)
IJ kunt die schieter wal holden, die wi'k niet hebben (Sleen)
Wat een schieterie van een schaopie (Roden)
bepaald persoon of dier
Wat is die Luuksie jao een wieze schieterd worden (Hijken)
Die koe, dat is een aolde schieterd
achterwerk(Kop van Drenthe)
Zie ook: