schiften, scheiden
Vrogger gungen ze bij het rooien de poters en de eters drekt schiften (Hooghalen)
Wij hebt oes even schift
schiften van melk
De mölk begunt te schiften, ik wil het niet meer hebben (Eext)
In de hondsdaogen wil de melk geern schiften (Roswinkel)