schildern II onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. waken

    De hiel nacht hew eschilderd bij die keumotte (Zuidwolde)

    Het wordt vannacht schildern, de kou wil kaalven (Zeyen)

    Zie ook:
  2. wachtend heen en weer lopen

    Nou stao ik al een kertier bij de bushalte te schildern (Diever)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...