schobbejak -ken, de
  1. schurk, schavuit

    As die schobbejak der weer ankomp, moej de hond der op ofsturen (Eext)

    Pas op veur den schobbejak (Coevorden)

    Het was vroeger een arme schobbejak

    Wat een gemiene schobbejak (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...