schoemen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: schumen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. schuimen

    De melk begunt te schoemen. Pas op, aans giet het er over (Odoorn)

    Zie ook:
  2. loerend rondkijken, stiekum rondlopen

    Wat hef die vent daor te schumen? (Pesse)

    Der waren een paor maanlu, die bij oes um het hoes leupen te schoemen (Rolde)

    schoelen

    Zie ook:
  3. afstropen, zoeken

    Die schoemt de hele booul bijlangs (Anloo)

    Dat is een scharrelaor, die schoemt overaal (Gasselte)

    Hij schoemt even in de kelder, of er nog een druppie onder de körk is (Peize)

    Zie ook:
  4. in

    schumen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...