schoer -en, dehet, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: regenschoer, schoere (Zuidwest-Drenthe Noord)

Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen
  1. regenbui, onweersbui

    Jonges gao onder dak, der komp een beste schoer an (Barger Compascuum)

    Der zat een beste schoer in het zuudwesten (Roderwolde)

    Der zit

    een flinke schoer, zee Bisschopsboer (Padhuis)

    Der komp niet van, zee Egberts Jan/Het verteert, zee Smee Geert/Het zit achter een dikke boom, zee E

    Wind veur het schoer/Hef regen gien loer/Regen veur het schoer/Hef dunder gien loer (Odoorn)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...