schoet -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: schoede (Veenkoloniën), schoete (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. schort

    Je moet een schoet veurdooun bij het ofwassen (Balloo)

    IJ hadden zakken schoeten bij het zwienenvoren, bandenschoeten met banden um de middel, zelenschoete (Sleen)

    Ain pootmesien was vrouger ain wief mit een schoede veur het lief (Valthermond)

    Zie ook:
  2. Den hef ok weer wat achter het schoet

    Zie leup met boeskool under de schoet (Hijken)

    schölk

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...