schrammen II overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. schrammen krijgen

    Mien haanden bint eschraamd bij het brummels plukken (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. schrammen veroorzaken

    Hie hef met een spieker op het glas schramd (Sleen)

    Het peerd zien nekleer schramde hum (Pesse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...